Programma's

Werk en Inkomen

Inkomens en ontwikkeling

Het percentage huishoudens met een laag inkomen (onder de lage-inkomensgrens, met kans op armoede) daalt al een aantal jaren: in 2021 had 10% van de Nijmeegse huishoudens zo'n inkomen. Dit aandeel ligt wel een stuk hoger dan in Nederland gemiddeld (7%).
De Nijmegenaren zelf tonen zich in de Burgerpeilingen (2021) positief over hun financiële situatie: maar 4% noemt die slecht, veel meer mensen zien vooruitgang dan achteruitgang.
De ontwikkelingen in 2022 en 2023, een periode met veel stijging op uitgavengebied, maar ook van een verhoging van de uitkeringen en het minimumloon met 10%, zijn nog niet zichtbaar in de inkomensstatistiek.

Besteedbaar inkomen in Nijmegen relatief laag door huishoudenssamenstelling

In Nijmegen zijn er, gekeken naar het besteedbaar inkomen, meer huishoudens in de lagere inkomensklassen en minder in de hoge klassen dan landelijk gemiddeld. Dat is in de onderstaande figuur te zien.
In heel Nederland heeft, logischerwijze, 20% van de huishoudens een besteedbaar inkomen waarmee ze tot de armste 20% van Nederland behoort. In Nijmegen valt meer dan een kwart van de huishoudens in deze inkomensklasse.
Aan de bovenkant van de inkomensverdeling zie je dat ongeveer 17% een van Nijmeegse huishoudens een inkomen heeft waarmee ze tot de rijkste 20% van Nederland behoort. In absolute cijfers gaat het dan om zo'n 14.000 huishoudens.

Figuur: Besteedbaar inkomen van huishoudens (inkomen na betaling van belasting, premies sociale en ziektekostenverzekering en inkomensoverdracht), naar Nederlandse 20% klasse. Bron: CBS/IIV, peiljaar 2021, voorlopige cijfers.

De ongunstigere inkomenspositie in Nijmegen is deels te verklaren vanuit de samenstelling van huishoudens en bevolking: het besteedbaar inkomen van meerpersoonshuishoudens is 2 tot 3 keer zo hoog als dat van alleenstaanden. Dit geldt zowel voor Nederland als geheel als voor Nijmegen. En omdat er in Nijmegen meer alleenstaanden wonen dan gemiddeld in Nederland is het gemiddelde huishoudensinkomen er lager.


Figuur: Gemiddeld besteedbaar inkomen (*1000 euro) per huishoudenstype. Bron: CBS/IIV, peiljaar 2021, voorlopige cijfers.

In ieder huishoudenstype is het besteedbaar inkomen in Nijmegen iets lager dan in Nederland. Rekening houdend met de huishoudensverdeling in Nijmegen (standaardisatie) ligt het inkomensniveau hier zo'n 5% onder het landelijke niveau.
Houd je geen rekening met de verschillen in huishoudenssamenstelling dan is het verschil veel groter (meer dan 10%).

Verschillende inkomensgrenzen

Om te bepalen welk inkomen je laag vindt zijn vele grenzen mogelijk, die gemeentelijk, maar ook bij het CBS en het SCP, naast elkaar gehanteerd worden:

  • De lage inkomensgrens.
    De lage inkomensgrens is de geïndexeerde bijstandsuitkering uit 1979, het jaar dat de bijstandsuitkering relatief het hoogst was. Deze grens wordt vaak in landelijke vergelijkingen en analyses gebruikt en wordt ook wel de armoedegrens genoemd.
  • Tot 110% van het sociaal minimum.
    Als het sociaal minimum gelden de actuele bijstands- en AOW-uitkeringen. De grens 110% van het sociaal minimum werd altijd veel gebruikt in het Nijmeegse armoedebeleid.
  • Tot 130% van het sociaal minimum.
    In het Nijmeegse armoedebeleid wordt de grens 130% van het sociaal minimum steeds belangrijker. Bij steeds meer regelingen geldt deze grens als toelatingscriterium.

In de onderstaande tabel worden de groepen huishoudens volgens deze drie definities vergeleken.


Figuur: Particuliere huishoudens in Nijmegen naar inkomen, 2021. Bron: IIV CBS, voorlopige cijfers.

Afhankelijk van de gekozen grens heeft 10% tot 21% van de Nijmeegse particuliere huishoudens een laag inkomen. Bij het verruimen van de grenzen komen er relatief wat meer ouderen en wat meer huishoudens met inkomen uit werk en uit pensioen/AOW bij de groep arme huishoudens. Huishoudens met een uitkering vallen voor het grootste deel al onder de grens "tot lage inkomensgrens".

Aandeel huishoudens onder lage inkomensgrens laatste jaren steeds kleiner

In de Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek houdt het CBS onder andere bij hoeveel huishoudens een laag inkomen hebben (inkomen onder de lage-inkomensgrens, met kans op armoede; afgeleid van bijstandsniveau 1979, geïndexeerd), en voor hoeveel van deze huishoudens dat langdurig het geval is. In Nijmegen had in 2021 10% van de huishoudens zo’n inkomen onder de lage inkomensgrens, ruim boven het landelijk gemiddelde van 7%. Zowel in Nijmegen als in Nederland is het aandeel met een laag inkomen de laatste paar jaar gedaald: een flinke daling in 2019 en 2020, gevolgd door een heel kleine daling in 2021.
Het aandeel huishoudens dat langdurig (minimaal 4 jaar) een inkomen onder de lage inkomensgrens heeft is in de jaren 2014-2016 gestegen, een ontwikkeling die tegengesteld was aan de daling van het totaal aandeel huishoudens met een laag inkomen in deze periode. De laatste paar jaar volgt de ontwikkeling van het aandeel langdurig met een laag inkomen dat van het totaal aantal huishoudens met een laag inkomen: daling in 2019 en 2020, nagenoeg stabiel in 2021.
In Nijmegen geldt voor de helft van de huishoudens met een inkomen onder de lage inkomensgrens dat zij al langdurig in deze situatie zitten.

Figuur: Aandeel met een (langdurig) laag inkomen. Bron: CBS IIV-statistiek.

Hoewel het aandeel huishoudens onder de lage inkomensgrens in Nijmegen veel hoger is dan het landelijk gemiddelde, is het verschil met de kennissteden veel kleiner: veel grotere steden kennen een vergelijkbaar inkomensniveau.
Wanneer je de ruim 350 Nederlandse gemeenten op volgorde van aandeel huishoudens met een laag inkomen zet, staat Nijmegen op plaats 9. Onder andere Groningen,  Arnhem en Enschede hebben een nog hoger aandeel huishoudens met een laag inkomen.


Figuur: Aandeel lage inkomens in Nijmegen en overige kennissteden. Bron CBS IIV-statistiek, peiljaar 2021.

Volgens het  CPB is in 2022 de koopkracht van Nederlandse huishoudens in totaal met 2,7% gedaald, door de hoge inflatie/energieprijzen, maar heeft dat (nog) niet geleidt tot meer mensen in armoede. Vooral voor de laagste inkomensgroepen zijn er verschillende inkomensmaatregelen getroffen. Het CPB verwacht in 2023 en vooral 2024 herstel van de koopkracht. Tegelijkertijd voorzien zij in 2024 een stijging van het aantal mensen in armoede, omdat dan tijdelijke inkomensmaatregelen die voor de laagste inkomensgroepen zijn getroffen zullen stoppen.

Alleenstaanden, 1-oudergezinnen en huishoudens met een niet-westerse achtergrond hebben relatief vaak een laag inkomen

Binnen het Nijmeegse armoedebeleid is de grens "130% van het sociaal minimum" belangrijk, waarbij het sociaal minimum min of meer gelijk staat aan een bijstandsuitkering. In 2021 viel 21% van de Nijmeegse huishoudens, in absolute cijfers 17.000 huishoudens, in deze categorie.


Figuur: Aantal huishoudens (exclusief studenten) en personen met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum, peiljaar 2021, voorlopige cijfers. Bron: CBS/IIV.

Onder 1-oudergezinnen en alleenstaanden is het aandeel met zo'n laag inkomen het grootst: meer dan 30% van deze huishoudens zit onder de 130% grens. In absolute cijfers zijn het vooral alleenstaanden die de samenstelling van deze inkomensgroep bepalen: ruim 12.000 huishoudens.

Naar leeftijd bekeken valt op dat het aandeel lage inkomens bij jongeren hoog is. Omdat er echter maar weinig niet-studentenhuishoudens onder 25 jaar zijn, is het absolute aantal niet zo hoog (1.100). In de leeftijdsklasse 25-45 is het aandeel met een inkomen tot 130% van het sociaal minimum het laagst.

Het allerhoogst is het aandeel huishoudens met een inkomen tot 130% bij de huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond: 4 van de 10 van zulke huishoudens hebben een inkomen onder deze grens.

Van wijk tot wijk zijn er in Nijmegen flinke inkomensverschillen. In Hazenkamp is het aandeel inkomens tot 130% het laagst, 7%. Maar ook in veel wijken in Oost en Noord ligt het aandeel lage inkomens ruim onder het gemiddelde. Daartegenover staan wijken waar meer dan 30% van de huishoudens zo'n laag inkomen heeft: sommige wijken in Dukenburg, Hatert en Nijeveld.

Figuur: Aandeel huishoudens (excl. studenten) met inkomen tot 130% sociaal minimum. Bron: CBS/IIV, peiljaar 2021, voorlopige cijfers.

Werkende armen in Nijmegen

Bij de 17.000 huishoudens in Nijmegen die een inkomen onder de 130% van het sociaal minimum hebben gaat het vooral om huishoudens die leven van een uitkering, met name bijstands- en AOW-uitkeringen. Maar in 20% van de gevallen, zo'n 3200 huishoudens, is werk de voornaamste inkomensbron.


Figuur: Belangrijkste inkomensbron van Nijmeegse huishoudens met een inkomen tot 130% van het Sociaal Minimum. Bron CBS/IIV, peiljaar 2021.

Ongeveer een kwart van die werkende armen is ZZP-er. De rest werkt in loondienst.

In Nijmegen zijn er veel meer huishoudens met een inkomen uit loondienst (meer dan 45.000) dan huishoudens met een hoofdinkomen uit ZZP-schap (ongeveer 6.000). Binnen de eigen groep gezien is het aandeel ZZP-ers met een inkomen tot 130% van het Sociaal minimum 13%. Duidelijk hoger dan bij huishoudens waar inkomen uit loondienst de belangrijkste inkomensbron is: 5%.

Figuur: Inkomenshoogte Nijmeegse huishoudens naar inkomensbron. Bron: CBS/IIV peiljaar 2021.

Nijmegenaren in 2021 positief over hun financiële situatie

In de Burgerpeiling 2021 hebben de inwoners van Nijmegen aangegeven hoe zij hun inkomen ervaren: vinden ze het hoog of laag, is hun financiële situatie goed of slecht?

Figuur: Waardering financiële situatie door Nijmeegse huishoudens, naar zelf getypeerde inkomensklasse. Bron: Burgerpeiling 2021.

In totaal vindt 4% van de 76.000 Nijmeegse zelfstandige huishoudens dat hun financiële situatie slecht is. Dat gebeurt natuurlijk vooral bij huishoudens die een laag inkomen hebben. Zo'n 14.000 van de huishoudens vinden zichzelf tot de lagere inkomensgroepen behoren. Voor 20% van hen geldt dat zij hun financiële situatie als "slecht" typeren. De rest, zo'n 10.000 huishoudens, kan zich ondanks het lage inkomen redelijk tot goed redden. Onder huishoudens met een gemiddeld inkomen is er nog een heel kleine groep die zegt in een slechte financiële situatie te verkeren.

De laatste jaren zijn de Nijmeegse huishoudens steeds positiever over hun financiële situatie gaan oordelen. In 2013, nog volop in de "Grote Recessie", vond bijna 40% van de huishoudens dat hun financiële situatie er de twee voorgaande jaren op achteruitgegaan was. Dat aandeel is flink gezakt: via een kwart in 2015, 20% in 2017, 17% in 2019 naar 15% in 2021. Bovendien is in die periode de groep die zegt erop vooruit te zijn gegaan steeds groter geworden. In 2021 is de groep die vindt vooruitgegaan te zijn tweemaal zo groot als de groep die achteruit is gegaan, omgekeerd aan de situatie in 2013.
Ook het aandeel huishoudens dat vindt dat hun financiële situatie slecht is sinds 2013 continu gedaald.

Figuur: Beoordeling financiële situatie. Bron: Burgerpeiling 2013-2021.

In 2022 zijn er veel veranderingen geweest, vooral op het gebied van kosten van levensonderhoud. De inflatie was, voor het eerst in lange tijd, hoog. De sterk gestegen energiekosten hebben daar een belangrijke bijdrage in.
Als reactie op deze kostenstijging zijn vanaf 1 januari 2023 het minimumloon en uitkeringen met 10% verhoogd door de rijksoverheid en zijn huishoudens met een laag inkomen door de energietoeslag geholpen.
Er zijn nog geen onderzoeksgegevens over de inkomensbeleving van Nijmegenaren in deze nieuwe situatie.

 

Deze pagina is gebouwd op 05/25/2023 15:49:22 met de export van 05/25/2023 15:40:13